Russische onderduikers bij waterpompstation De Pol in WO II

erfenis leidt tot infobord over Russische onderduikers en wandelroute
bij Pompstation De Pol

Inleiding

Toen Eed Mijnen, die vroeger aan de Bielheimerweg bij De Pol woonde, in 2015 overleed, liet hij een kistje na met wat hij ‘Russenspullen’ noemde. Dit wekte na de dood van zijn vrouw, Bertha, de interesse van zoon Ed, die al jaren in Bennekom woont, maar zijn jeugd in deze omgeving heeft doorgebracht. Hij ontdekte allerlei foto’s, briefjes, e.d. die er op wezen dat er Russische onderduikers in de oorlog in het gebied van De Pol zijn geweest en dat Eed daar zelfs een belangrijke rol in heeft gespeeld. Dit was het startsein om eens uitgebreid op onderzoek uit te gaan, hier wilde hij het zijne van weten.

De opzet van zijn onderzoek

Het werd één grote puzzel, waarbij uiteindelijk bijna alle stukjes in elkaar vielen, Binnen een paar maanden breidde Eds onderzoek zich uit tot zelfs diep in Rusland. Hierbij had Ed het geluk dat hij Alla Kossareva als huishoudelijk medewerkster heeft, die de Russische taal machtig is en bij de contacten met Rusland van onschatbare waarde was.

Ontmoeting Eed en Russen in Duitsland

Eed Mijnen woonde met zijn vader en moeder aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem, vlakbij waterpompstation De Pol. Hij was 17 jaar toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Vanaf mei 1943 werden Nederlandse mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen. Eed regelde, om te voorkomen dat hij diep in Duitsland in de industrie moest werken, dat hij samen met twee vrienden, net over de grens bij Winterswijk bij Oeding bij een boer als knecht terecht kon. Daar maakten ze kennis met Russische krijgsgevangenen, die door de Duitsers bij dezelfde boeren tewerkgesteld waren. Bij boer Pass, op de boerderij waar Eed werkte, was dat Andrej Kozin. Ze werkten bijna twee jaar samen en Andrej werd Eeds beste vriend. Communiceren ging eerst alleen met handen en voeten, maar ook met wat gebroken Duits. Bij een boerderij verderop werkte Marius Muller, Eeds buurjongen, vriend en lotgenoot. Daar was de Rus Sasjka tewerkgesteld. De Nederlanders bleven intern op de boerderij, maar de Russen moesten ’s avonds terug naar hun kamp.

De vlucht

Rond Dolle Dinsdag (dinsdag 5 september 1944, toen een geruchtengolf over de snel naderende bevrijding alom leidde tot euforie) besloten Eed, Marius, Andrej en Sasjka, te vluchten om te voorkomen dat ze nog door de Duitsers naar het front zouden worden gestuurd. Eerst gingen Eed en Marius op aparte dagen en een paar dagen later keerde Eed terug om de Russen op te halen. Dit deden ze om te voorkomen dat de Duitsers zouden denken dat ze samen gevlucht waren. Ze vluchtten te voet en vanaf Winterswijk liepen ze langs de spoorlijn richting Doetinchem. Bij Winterswijk verdwaalden ze en volgden de opgebroken spoorweg naar Bocholt. Een behulpzame boer hielp hen gelukkig in de juiste richting en aan een boterham. Zij liepen ‘s nachts, want de Russen mochten niet in de kleding die ze aan hadden gezien worden. Overdag sliepen ze dan in greppels en trokken ze de jassen als dekens over zich met wat takken en bladeren als dekmantel.

Het Hol bij de Pol

Toen ze bij Gaanderen aankwam zijn de twee Russen eerst een paar dagen in ‘de stroberg’ bij Muller verstopt. Eed dacht dat de oorlog spoedig afgelopen zou zijn, maar zocht toch een betere schuilplaats in de Wrangebult tegenover het Onland. Toen bleek dat daar al naar andere (Franse) vluchtelingen was gezocht, maakten ze een hol in het bos vlak voorbij Pompstation De Pol. Met zijn drieën zijn ze daar een hele nacht mee bezig geweest. Eed en Marius woonden weer thuis, maar de twee Russen verbleven drie maanden in het hol. Via Eed en Marius kregen zij eten. Tegen het einde van 1944 werden ze ontdekt door Bernhard Belterman uit Silvolde, die op stroopjacht was. Hij zag damp uit de grond komen en was nieuwsgierig wat het was: hij trok aan wat planten en een in de grond gestoken stok. Toen kwam er een luik omhoog en keek hij in twee verschrikte gezichten! In gebroken Duits vertelden ze hun verhaal. Belterman beloofde ze ’s avonds eten te brengen. Dat deed hij en toen vertelden de Russen over Eed. Na overleg tussen Belterman en Eed nam hij ze mee naar zijn huis vlakbij de protestantse kerk in Silvolde in de Kerkenstraat en verborg ze daar op zolder tot de bevrijding eind maart 1945. Dit ‘schuilhuis’ is intussen afgebroken. Ook in Silvolde zijn de Russen uiteindelijk nog drie maanden ondergedoken geweest. Wat ook ontzettend geholpen heeft bij het onderzoek was een cassettebandje dat na de eerste versie van Ed’s boek over zijn vader (*) ontdekt werd. Dit bandje was in bezit van Tonny Belterman, vrouw van Jan, de zoon van Bernard Belterman, waarop een interview van een uur staat uit circa 1995 van Jan en zijn broer Ben met Eed Mijnen over ‘het hele Russenverhaal’.

Infobord en podcast

In samenwerking met de gemeente Doetinchem, Vitens, Historische Vereniging Deutekom en Oudheidkundige Vereniging Gander is er een groot informatiebord en een plaquette met de foto’s van de vier hoofdpersonen geplaatst. Ook staan er paaltjes met richtingspijlen van een wandelroute en een QR code. Deze volgend kom je langs het waterpompstation De Pol, de schuilkelder van het waterpompstation, waar Eed en Marius ook wel eens overnachtten en wordt de plek aangewezen waar het hol waarschijnlijk gezeten heeft. De juiste locatie is jammer genoeg niet meer te achterhalen. Via de genoemde QR codes kun je stukken van het interview met Eed Mijnen horen waarin hij over zijn avonturen aldaar vertelt. Als bovenstaande uw interesse heeft gewekt, dan kan ik u het boek van Ed Mijnen met het volledige verhaal sterk aanraden. Het is via de mail (emijnen@gmail.com) aan te vragen bij Ed Mijnen: